overige vaarregels

Varen in druk vaarwater

veel_binnenvaartAls je met een plezierjacht je in een druk vaarwater ophoudt, kan je te maken krijgen met grote schepen die keren, vertrekken of een vaarwater oversteken of kruisen. Grote schepen mogen aan de doorgaande scheepvaart medewerking vragen om deze manoeuvres te maken en kunnen daarvoor geluidssignalen gebruiken. Kleine schepen mogen geen medewerking vragen en ook geen geluidssignalen geven. Kleine schepen mogen niet sterk gehinderd worden door grote schepen die een van de genoemde manoeuvres doen.

 

tip_uit_de_praktijkIn de praktijk worden geluidssignalen niet gebruikt maar wordt met behulp van de marifoon afspraken gemaakt. Als klein schip, kan je in drukke vaarwateren het beste dicht bij de stuurboordwal blijven varen, zodat grote schepen voor je moeten uitwijken en je deze tegelijk niet hindert omdat zij in de regel wat verder van de wal blijven.

 

Keren
Een groot schip dat keert mag medewerking vragen door het geven van een lange stoot en een korte stoot op de scheepshoorn als deze over stuurboord wil keren (rechtsom keren). Als het grote schip over bakboord (linksom) wil keren, geeft het een lange stoot gevolgd door twee korte stoten.

Vertrekken
Een groot schip dat vertrekt geeft een korte stoot als het daarna stuurboord uit wil gaan en twee korte stoten als het bakboord uit wil gaan.

Het invaren of uitvaren van een haven of nevenvaarwater

hoofd en nevenvaarwaters

Een groot schip geeft drie lange stoten gevolgd door een korte stoot als het voor het invaren of na het uitvaren stuurboord uit wil gaan. Als het bakboord uit wil gaan, geeft het drie lange stoten gevolgd door twee korte stoten. Als een groot schip na het uitvaren van een haven of nevenvaarwater wil oversteken, geeft het drie lange stoten. Als het schip eenmaal is overgestoken en naar stuurboord of bakboord wil afslaan, geeft het een lange stoot gevolgd door een korte stoot (stuurboord uit) of een lange stoot gevolgd door twee korte stoten (bakboord uit).

Aanvullende vaarregels

  • Een schip mag alleen naast een ander schip opvaren als daar voldoende ruimte voor is en dit geen hinder voor de andere scheepvaart oplevert.
  • Alleen bij oplopen en passeren op tegengestelde koersen mag een schip op kortere afstand komen dan 50 meter van een kegelschip (schip met gevaarlijke lading).
  • Schepen moeten zo mogelijk minstens 1000 meter afstand houden ten opzichte van schepen die bezig zijn met mijnopruimwerkzaamheden.
  • Een schip mag niet zonder toestemming langszij komen of vastmaken aan een varend schip of varend drijvend voorwerp.
  • Het is niet toegestaan een ketting, anker of kabel voort te slepen, tenzij dit deel van een manoeuvre is.
  • Een schip mag zich niet met de stroom mee laten drijven zonder dat het gebruikt maakt een middel tot voortstuwing (motor, zeilen, peddels).
  • Het is verboden hinderlijke golfslag te veroorzaken, ook als dit niet specifiek door borden wordt aangegeven bij:
  • een haveningang
  • woonboten
  • kwetsbare oevers
  • veerboten in bedrijf

Veerponten

Veerponten mogen geen schepen hinderen bij hun vertrek. Maar als ze eenmaal aan de oversteek zijn begonnen hebben ze voorrang op kleine schepen, ook als het kleine schip aan de stuurboord wal vaart. Ze mogen grote schepen om medewerking vragen maar moeten deze wel voorrang verlenen als het grote schip aan stuurbord wal vaart.

Slecht zicht

Bij slecht zicht moeten schepen die de reis voortzetten een aantal maatregelen nemen:

  • de navigatieverlichting aan doen
  • een radarreflector voeren
  • vaart matigen en zoveel mogelijk stuurboordwal houden
  • extra goed uitkijken en luisteren
  • zonodig het mistsein geven: elke minuut een lange stoot op de scheepshoorn

Grote schepen zijn verplicht het mistsein te geven maar kleine schepen mogen dit doen. Als de veilige vaart niet kan worden gegarandeerd mogen schepen de reis niet voortzetten en moeten dan zo snel mogelijk aanmeren. Veerponten die niet op de radar varen geven ten minste elke minuut een lange stoot gevolgd door vier korte stoten.

tip_uit_de_praktijkHoewel van slecht zicht wordt gesproken en dat in principe bij zicht minder dan vier kilometer is, treffen de meeste schepen pas de bovengenoemde maatregelen bij een zicht van minder dan 1-2 kilometer. Bij echt slecht zicht <500m, is het heel verstandig om iemand op het voorschip te zetten die kan luisteren naar andere schepen: geluid draagt bij slecht zicht heel ver.

Ligplaats nemen

Bij het ligplaats nemen (aanmeren) ben je verplicht om dat zo te doen dat je daardoor de andere scheepvaart niet hindert en de oevers of kunstwerken niet beschadigt. Daarbij dien je rekening te houden met wind, stroming, golven en zuiging van andere schepen. Dit komt er op neer dat je bijvoorbeeld niet keihard tegen een ander schip aan mag komen bij het aanmeren aan lage wal; dat je niet naast een ander schip kan liggen als de schepen door golfslag erg onstuimig 'tegen elkaar aan rijden'; dat je niet ergens kan aanmeren als je door de zuiging van andere schepen schade veroorzaakt of zelfs losslaat. In feite mag je alleen risicoloos ligplaats nemen.

Elk schip is verplicht andere schepen toe te staan langszij aan te meren en toe te staan dat personen en goederen van het ene schip over het andere schip naar de wal worden verplaatst. Het schip waar langszij wordt afgemeerd is zelfs verplicht om zonodig te assisteren bij aankomst en vertrek van het schip dat langszij ligt. Het is niet toegestaan langszij een varend schip of varend drijvend voorwerp aan te meren zonder toestemming van de schipper daarvan. Politieboten en andere 'handhavers' mogen dit wel.

Het BPR kent een aantal situaties waarbij het verboden is ligplaats te nemen:

  • waar een anker- of meerverbod geldt
  • onder een brug of hoogspanningslijn
  • in een engte of de nabijheid daarvan
  • zodanig aanmeren dat een engte in de vaarweg ontstaat
  • voor de monding van een vaarweg of in een havenopening
  • in het traject van een veerpont
  • bij een keerplaats voor grote schepen
  • op ligplaatsen speciaal toegewezen aan de beroepsvaart

Snelle motorboten en waterskiën

Er gelden een aantal specifieke regels voor snelle motorboten; kleine motorboten die sneller kunnen varen dan 20 km/uur.

Snelle motorboten moeten geregistreerd staan bij de Rijksdienst voor wegverkeer. Dat kan bij het postkantoor en dan krijg je een registratieteken. Dat registratieteken moet samen op de boot worden aangebracht en het registratiebewijs moet aan boord zijn.

Verder moet een snelle motorboot aan een aantal eisen voldoen:

  • de uitlaat moet voldoende gedempt zijn
  • er mag tijdens het varen geen gevaar voor brand zijn en explosie zijn en geen hinder van rook, damp of walm
  • de stuurinrichting moet in orde zijn
  • bij een open stuurstand moet er een dodemansknop zijn waardoor de motor stopt als de stuurman niet achter het stuur zit (bij ghesloten binnenbesturing hoeft dit dus niet)
  • voor iedere opvarende moet er een reddingsvest aan boord zijn en een stuurman die in een open kuip staat moet die ook dragen
  • er moet een brandblusser aan boord zijn

De bestuurder heeft ook een aantal verplichtingen:

  • gebruik van de zitplaats voor de bestuurder is verplicht, tenzij staand sturen veilig is
  • gebruik maken van het dodemanskoord
  • dragen van een reddingsvest
  • vermeiden van hinder of gevaar voor andere schepen
  • motor uitzetten als de boot stilligt
  • scheepsbescheiden, registratiebewijs en vaarbewijs zijn aan boord

De schipper is in eerste instantie verantwoordelijk voor de naleving van deze regels. De eigenaar blijft mede verantwoordelijk, ook als hij de boot heeft uitgeleend (met name voor de technische uitrusting). De bestuurder moet tenminste 18 jaar oud zijn.

tip_uit_de_praktijk

Het onderwerp snelle motorboten is in het examen heel belangrijk

Waterskiën mag alleen in daartoe aangewezen gebieden. De bestuurder heeft hulp van een uitkijk van minstens 15 jaar oud, die op de skiër kan letten en die de skiseinen kent.

 

itemlogo

 

 

Toets je kennis van de regels op het waterregelgeving

 

button volgende