ankeren

Voor anker gaan

Er zijn verschillende redenen om te ankeren maar de meest voorkomende in Nederland zijn om een mooie nacht op het water door te brengen of om te zwemmen. Laten we stap voor stap doornemen hoe je ankert.

  • ankerenEerst breng je het schip in de wind (boeg richting de wind keren) ongeveer op de plek waar je wilt ankeren. Als je keuze hebt is het slim om een beschutte plek uit te kiezen: het anker houdt dan beter en het is natuurlijk ook aangenamer toeven. Je brengt het schip tot stilstand en dan kan je het anker laten zakken. Gebruik de vuistregel dat de ankerlijn een lengte moet hebben van drie maal de lokale waterdiepte. De waterdiepte vind je in de waterkaart maar je kan ook de waterdiepte peilen met behulp van een stuk touw met een verzwaring.
  • Als de ankerlijn wat minder zwaar wordt, ligt het anker op de bodem. (Situatie 1 in de afbeelding 'ankeren') Vier dan de rest van de ankerlijn rustig uit terwijl het schip door de wind langzaam achteruit word gezet. Als je de gewenste hoeveelheid ankerlijn hebt uitgevierd zet je deze vast en dan is het tijd om te controleren of het anker houdt. Dat doe je door te kijken hoe de ankerlijn beweegt. Als het anker houdt zal de lijn steeds afwisselend iets doorzakken en weer strak worden. Als je ziet dat de ankerlijn schokt is het anker aan het krabben (over de bodem glijden).

Het anker houdt niet, wat nu

Er kunnen twee redenen zijn dat het anker niet houdt: het anker is te klein of ongeschikt voor de bodem waar deze op ligt (denk aan een bodem met heel veel waterplanten of met slijk, waar een anker weinig grip heeft) en het kan ook komen omdat het anker niet de juiste hoek met de bodem maakt. De vloeien van een anker moeten zich goed in de bodem kunnen ingraven. Daarvoor moet de ankerschacht plat op de bodem liggen. Als er aan de oppervlakte een stevige bries staat, kan het gebeuren dat het anker via de ankerlijn een beetje omhoog wordt getrokken. (Zie situatie 2) Door meer ankerlijn uit te vieren komt deze in een betere hoek met de bodem en zal het anker plat komen te liggen. (Situatie 3) Om het anker een handje te helpen om plat te liggen, is het erg handig om de ankerlijn te verzwaren. Dat kan door tussen het anker en de ankerlijn een stuk ketting te bevestigen, een zogenaamde kettingvoorloper. Ook een goed alternatief is om een ankerlijn met een loodkern te gebruiken.

  • Als je tevreden bent met hoe het anker ligt hijs je de ankerbol. De ankerbol is zwart en geeft aan andere schepen aan dat je voor anker ligt. Je bent verplicht deze te gebruiken en om deze goed zichtbaar ten miste 4 meter boven het wateroppervlak (of zo hoog mogelijk als je een kleine mast hebt) op te hangen.
  • ankerpeilingDan is het tijd voor een ankerpeiling. Met een ankerpeiling kan je bepalen of het anker na een tijdje toch niet goed vast zit. Ik kan je verzekeren dat dit niet overbodig is: het is mij meermalen gebeurt dat een anker na een uur of langer ging krabben. Kies een paar objecten in de buurt die in elkaars verlengde liggen en waar jij met het schip ook (ongeveer) in het verlengde van ligt. Als je niet meer op deze denkbeeldige lijn ligt, weet je dat het anker is gaan krabben. Je kan dan eerst proberen om meer ankerlijn uit te vieren om het anker grip te geven maar als dat niet lukt is het verstandig om een andere ankerplek of de haven op te zoeken. Blijkbaar is de ondergrond dan niet geschikt voor jouw anker of staat er te veel wind.

 

De beste plek kiezen

ankerplekNu je weet hoe je ankert, blijft nog de vraag waar je het beste ankert. De beste plek wordt bepaald door de beschikbare waterdiepte, door de windrichting die bepaald waar je in de luwte kan liggen en de vorm van het land.  Er van uitgaand dat je op een schip met een diepgang van zo'n twee meter vaart, kan je het beste een plek zoeken met een waterdiepte tussen drie en vijf meter en waarbij de bodem langzaam afloopt. Je kan dan maximaal ankerketting steken. Je ankert in de luwte van land of eventueel een ondiepte, dus aan de hoge wal. Op deze plek heb je het minste last van golven en is er wat minder wind. Dit is van belang omdat daarmee het risico dat je anker losslaat het kleinste is. Mocht het anker toch niet houden, drijf je richting open water in plaaats van naar het land. Je ankert op een zodanige afstand van het land/de ondiepte dat het schip vrij om zijn anker kan draaien, zonder vast te lopen.

Op de kaart van de Gouwzee zie je dat er bij een noordoosten wind eigenlijk maar één geschikt gebied is om te ankeren. Op de plek waar het anker staat ingetekent. Alle andere gebieden zijn te ondiep, nabij een vaargeul of aan de lage wal. In de praktijk liggen op deze plek in de zomer vaak tientallen schepen voor anker.

Anker op gaan

danforth-ankerAls je wilt vertrekken volg je de volgende procedure:

  • Vaar op de motor langzaam tegen de wind in terwijl de ankerlijn wordt binnengehaald. Bij harde wind zal de boeg van het schip opzij vallen terwijl het anker wordt opgehaald. Wacht dan met ophalen tot de ankerlijn weer in het verlengde van het schip ligt.
  • De ankergast (die het anker bedient) geeft met een handsignaal aan wanneer deze ziet dat het anker vrij van de bodem is. De schipper weet dan dat langzaam kan wegvaren.
  • Als het anker moeilijk loskomt van de bodem, bijvoorbeeld omdat het ergens achter blijft haken, zet je de ankerlijn goed vast op een bolder en vaart over het anker heen om het te kantelen. Dit noem je 'het anker over de kop varen'.
  • Als het anker aan boord is ruim je het weg en vergeet niet de borg vast te maken.

De neuringlijn is een relatief dunne lijn die aan de ene kant aan het anker bevestigd is en aan de andere kant aan een gele boei vast zit. De neuringlijn heeft ongeveer de lengte van de waterdiepte, zodat de gele boei boven het anker drijft. Het nut is dan ook dat andere schepen weten waar jouw anker ligt en daar van weg kunnen blijven. In de praktijk heb ik dit in Nederland nog nooit een schip zien gebruiken. Maar de neuringlijn heeft nog een tweede functie. De lijn is namelijk op de ankerstok dicht bij de vloeien vast gemaakt. Als je problemen hebt om het anker via de ankerlijn omhoog te krijgen, bijvoorbeeld omdat deze achter een steen of wortel blijft haken, kan je met de neuringlijn tegengesteld aan de ankerlijn het anker vrij trekken.

Vertuid ankeren

Als de wind en/of de golven zo sterk zijn dat één anker niet houdt, kan je een tweede anker uitbrengen. Je doel is om aan twee ankers te liggen waarbij elk anker aan een zijde van het schip op de bodem ligt. Als je de ankers in elkaars verlengde gebruikt loop je namelijk grote kans dat de ankerlijnen door elkaar raken (en dan heb je echt een uitdaging te pakken!). Vertuid ankeren pak je zo aan:

Maak de (wat kortere) ankerlijn van het tweede anker vast aan de ankerlijn van het eerste anker. Dat doe je terwijl je eerste anker nog op de bodem ligt, je hoeft niet eerst anker op. Vaar op de motor een stuk opzij en laat het tweede anker zakken en vier de ankerlijn uit, terwijl je ook de ankerlijn van het eerste anker uitviert. Je schip zal uiteindelijk benedenwinds van en ergens tussen de beide ankers in balans komen. Nu heb je meer houvast op de bodem en je schip ligt ook minder heen en weer te slingeren omdat zijwaarts uitstaande ankers het stabieler houden.

 

button volgende